Weg van alles

weg-van-allesMet het anker van de kajuitboot gooi ik al mijn zorgen overboord. Hier ben ik bevrijd van het overal aanwezige lawaai, de hectiek, claimende telefoontjes en veeleisende werkgevers. Wat een rust!
Alleen het ruisen van de zee en het zingen van de vogels. Het water is heerlijk verkoelend als ik naar het strand loop. De palmbomen wuiven me gastvrij hun schaduw toe.
Men keek vreemd op, toen ik deze boot kocht om naar dit verre eiland te gaan. ‘Over drie maanden gaan er stormen komen. Dat kan deze boot echt niet aan. En u wilt daar toch niet blijven tot volgend jaar? Er woont daar niemand.’
‘Dat is net wat ik zoek,’ was mijn antwoord.
Ik heb me goed voorbereid en weet dat ik hier alles kan vinden wat ik nodig heb. Het koele bergwater in de beekjes is schoon genoeg om zo drinken. Overal groeien kruiden, vruchten, nootjes. En in de boot heb ik gereedschap, kookgerei en visbenodigdheden.
Vlak langs de kust staat een hutje met een rieten dak. Zeker nog van de tijd dat hier nog mensen woonden.
Als ik erheen loop, hoor ik tot mijn grote verbazing een mannenstem uit de hut komen. Dat is balen, iemand is me voor geweest. En hij niet alleen, want als ik dichterbij kom, hoor ik hele verhalen vertellen. De stem klinkt boos . Aarzelend sta ik bij de ingang en hoor: ‘Hou je mond! Spreek toch niet steeds alles tegen.’
Dan is het stil. Ik hoor voetstappen naderen. Blijkbaar heeft hij me gehoord.
In de deuropening verschijnt een forse man met een lange baard en een warrige bos haar. Donkere ogen kijken me verschrikt aan vanonder borstelige wenkbrauwen.
‘Wie ben jij?’ vraagt hij.
Als ik mijn verhaal vertel en mijn bedoelingen, buldert hij van het lachen.
‘Het is alsof ik mezelf tegenkom,’ zegt hij. ‘zoals ik was toen ik hier aankwam. Dus jij denkt niemand nodig te hebben en hier vrij te zijn?
Dat heb je na een maand echt wel gezien. En als je dan geen kans meer hebt om hier weg te komen, wordt je net zo gek als ik. Dus wat wil je: mijn hut en alles wat ik hier heb in ruil voor jouw boot? Of wacht je tot ik je boot ga stelen? Ik moet hier echt weg.’
Beteuterd zie ik mijn droom in duigen vallen.
‘Laten we maar samen terug varen.’