Pik in, ‘t is lente

Vol afschuw kijkt Merel recht in de donkere ogen van de dader, die zich, in zijn zwarte colbert en hagelwit overhemd, niet erg schuldig lijkt te voelen.
Als de tenlastelegging,vandalisme en diefstal, is voorgelezen, ontstaat er een gekrijs van jewelste in de zaal.
Rechter de Specht timmert de zaal tot orde en geeft het woord aan Merel.
‘We wantrouwden hem al. Hij komt tenslotte uit een beruchte familie.’
‘Dat is belediging!’ protesteert advocaat van der Kraaij.’
‘Hij bood mij een gouden ring’, vervolgt Merel, ‘maar ik zwijg niet.
Op deze eierschaal staat duidelijk de pootafdruk van die brutale ekster.’