Kleur-bekennen

Kleur-bekennen‘Geef nou maar toe Joris, we zijn hartstikke verdwaald. Er komt geen einde aan dit maanlandschap en het gaat nog regenen ook.’
‘Welnee Simon, we zijn bijna aan de top en dan kunnen we overzien waar we heen moeten. En die regen gaat wel langs ons heen.
Kijk, daarachter is het alweer lichter.
Hé ik zie een regenboog, wat mooi!’
‘En wanneer zie je een regenboog? Als het regent, oen! Daarom heet het een regenboog.’
‘Simon, kijk toch eens naar die mooie kleuren. Dat is toch prachtig, ik zie ze bijna allemaal: paars, groen, geel, oranje, rood. Ga nou eens lekker in het gras zitten en geniet ervan.’
‘Pas maar op dat je niet op een koeienvlaai gaat zitten. Er lopen hier koeien met van die grote horens. Daar hadden ze wel eens voor mogen waarschuwen. Ze lijken me best gevaarlijk.’
‘Valt mee. Als je ze niet lastig valt, doen ze niets.’
‘Dat zeg jij.’
‘Hé Simon, wat is dat nu voor een vreemd figuur, daar aan het begin van de regenboog, daar naast dat boompje?’
‘Waar? O, dat. Dat is een valse trol die je wijsmaakt dat daar een pot met goud is.’
‘Hoe kom je erop,’ lacht Joris.
‘Maar ik wil toch wel eens weten, wat het is. Laten we er eens heen lopen.’
‘Moet ik je nog uitleggen, dat je niet bij de regenboog kunt komen?’grinnikt Simon.
‘Nee, joh. Ik wil naar die rare vorm lopen. Kijk nou, het beweegt!’
‘Het lijkt, verdraaid, wel zo, maar het zal de wind wel zijn.’
Als ze dichterbij komen, zien ze een soort struik, in de vorm van een paard, met een hoorn en op zijn rug zit een man met een gewaad van blaadjes. Het lijkt wel een kunstig geknipte buxusstruik. Ze deinzen terug als alles gaat bewegen.
‘Gegroet, waarde reizigers’, horen ze een mannenstem spreken. ‘Mijn naam is Ecardion en, samen met mijn eenhoorn, Randalph , help ik mensen om te zien, wat de natuur ons wil zeggen.’ Terwijl hij dit zegt, geeft hij het “dier” zachte klopjes op zijn nek. De eenhoorn, die helemaal uit blaadjes lijkt te bestaan, slaat zijn ogen naar hen op en het is alsof ze in twee spiegels kijken, waaruit de kleuren van de regenboog hen toesprankelen. Ze voelen zich opeens heel licht worden en een sterke windvlaag blaast hen op de rug van Randalph.
Ecardion lacht om de paniek in hun ogen. ‘Maak je geen zorgen. Vergeet de natuurwetten, zoals je die kent en geef je over aan wat je gaat zien.’
De rug van Randalph schijnt oneindig plaats te bieden en er verschijnen vleugels uit zijn romp. Hij stijgt op en ze vliegen over de regenboog.
Ze kijken hun ogen uit naar de wereld onder hen, gefilterd met de kleuren van de regenboog.
‘Wat is alles prachtig in deze kleuren,’ zegt Simon.
‘De wereld ís prachtig’, peinst Joris, ’maar sommige mensen hebben deze bril nodig om het zo te zien.’
Als ze afstappen bedanken ze Ecardion voor deze bijzondere ervaring. ‘Dit vergeet ik nooit’, zegt Simon. ‘De wereld zal nooit meer zwart/wit zijn.’
‘Dat zal het zeker niet’, glimlacht Ecardion. Er is zoveel moois te ontdekken, als je er open voor staat.
Kijk nu nog eens in de ogen van Randalph.’
Samen kijken ze in de mooie gekleurde ogen van de eenhoorn en houden hun adem in.
‘Joris ik zie jou. Wat ben je mooi.’
‘Ik zie jou ook, Simon. Ik vond je altijd al heel bijzonder, maar zo naast elkaar…wat zijn we prachtig.