Haat en liefde

Jij stekelig kreng!
In het voorjaar plakte je van de luizen, om ons in de zomer te bedreigen met
je monsterlijke tentakels. Krassen op de armen, gescheurde kleren, allemaal door jou!
En dat eindeloze bladeren vegen in de herfst.
Halsbrekende toeren haalde ik uit om je in toom te houden.
Elk jaar snoeide ik rigoureuzer, dat zou je leren.
Na de laatste storm moest de pergola weg en dus ook jij.
Maar, sterk als je bent, kom je ieder jaar terug.
Liefdevol begroet ik je bloemenpracht en zoete geuren.
De vogels missen je rozenbottels in de winter.