Cultuureiland

Cultuureiland

Aan de horizon worden de contouren steeds duidelijker. Dit moet het zijn.
De klipper koerst in de richting van een langgerekt eiland met in het midden een vierkante kolos die er statig bovenuit steekt. Als we dichterbij komen, zie ik een breed strand. Daarachter een groep witte huizen met rode daken. De zomerzon doet de lucht erboven trillen.
Onderweg heb ik kennis gemaakt met de andere leden van de groep. Allemaal hopen ze op dit eiland rust en inspiratie te vinden om te schrijven. Voor Evelien is het al bevrijdend om even geen kinderen om zich heen te hebben. Bernard heeft veel te lang inspiratie achter zijn schrijftafel gezocht.
Met de tweeling, Inge en Madelief, krijg ik niet gemakkelijk contact. Bij elke vraag kijken ze eerst naar elkaar. Het lijkt, of ze nog nooit een stap zonder elkaar hebben gemaakt.
Adriaan daarentegen is een stuiterbal en ik vraag me steeds af waar zijn begeleider is.
Als we aanleggen bij de charterhaven is hij een en al armen en benen. Hij groet de havenmeester met een high five en werpt kushanden naar het eiland.
Het voelt altijd een beetje vreemd, als je na een lange zeereis weer vaste grond aan de voeten hebt. Met zwabberende benen, volg ik de groep over de houten vlonder.
We worden gelokt door gitaarklanken en zien op een terras een man met zwarte hoed en witte zijden blouse gitaar spelen. Een vrouw in een zwart/rode flamencojurk en rode strik in haar donkere lange haren staat ernaast te dansen. Ze maakt sierlijke bewegingen met haar waaier en zingt af en toe mee. Vanonder zijn hoed, werpt de man verliefde blikken naar de zangeres en het lijkt of zijn gitaar voor hem spreekt en zij antwoordt met haar dans. Eerst zwoel, dan temperamentvol.
Een vrouw loopt naar onze tafel en stelt zich voor als Mariël . Ze loopt op teenslippers in een zonnige jurk met een strooien hoed over haar blonde krullen. Haar tred is net zo licht als haar stem.
‘Welkom op ons mooie eiland’, jubelt ze. ‘Hier is de plek, waar verhalen om je heen dwarrelen als vlinders.’
Vanuit mijn ooghoek, zie ik een man steeds onze kant op kijken. Hij lijkt zelfs speciaal aandacht voor mij te hebben. Als hij ziet dat ik het door heb, kijkt hij gauw naar zijn blocnote, waarop hij wat krabbelt. Wat een griezel.
‘Jullie krijgen van mij een envelop die je later pas mag openen’ ,vervolgt Mariël haar verhaal.
‘Adriaan is jullie gids en hij zal zeggen wanneer.’
Nu zie ik deze malloot opeens met andere ogen.
We worden getrakteerd op een lunch met vers sinaasappelsap en toast met ham en spiegelei. Het smaakt heerlijk, al vind ik het spiegelei er wat eigenaardig uitzien. Het lijkt wel of de eidooier beweegt. Het zal nog wel van de zeereis komen.
Op straat worden allerlei acts vertoond.
Een acrobaat fietst op zijn eenwieler in onze richting, blijft abrupt stilstaan, steekt een rode roos dwars in zijn mond en kijkt mij met zijn gitzwarte ogen indringend aan.
Ik voel een schaterlach opkomen, maar de man kijkt zo woest, dat ik niet wil riskeren, hem te beledigen.
Achter mij hoor ik een hoog krijsend geluid dichterbij komen. Een volslanke vrouw op stiletto hakken waggelt gillend op hem toe. ‘Pedro! Wat heb ik je gezegd?’ Mij kijkt ze, met haar eveneens zwarte ogen, woedend aan en bijt me toe: ‘Jij! Je had niet moeten komen!’
Het spiegelei kronkelt in mijn maag. Wie zijn die rare mensen?
Adriaan vraagt ons om hem te volgen en als we het terras verlaten, krijg ik een tekening in mijn hand geduwd. Het is de “griezel”. Hij heeft een portret van me gemaakt. En nog goed gelijkend ook.
‘Dankjewel!’stamel ik.
Ik volg de groep door nauwe steegjes die steeds steiler omhoog gaan. Tussen de kleine huisjes, met afgebladderde witte verflagen, hangen waslijnen en op een stoep zit een oude vrouw. Ze draagt een hoofddoek en heeft een schort voor. Als wij passeren, stopt ze even met boontjes snijden en groet met een vriendelijke lach. Het lijkt of de tijd hier heeft stil gestaan.
We naderen het hoogste punt en zien om ons heen het totaalplaatje van het eiland.
In de verte is de zee met daarvoor het witte strand. Meeuwen zweven door de strakblauwe lucht.
Met een theatraal gebaar, zegt Adriaan: ‘En nu mogen jullie de enveloppen openen.’
Er zit een opdracht in: “Volg het schelpenpad achter de vuurtoren en zoek de olijfboomgaard”.
Ik loop om de vierkante, okergele toren. Naast de oude houten deur met zware ijzeren ring, hoor ik bijen zoemen boven paarse distelbloemen.
Daarachter, bij de sparreboom, vind ik het schelpenpad.
Ik kijk om me heen en zie dat de rest van de groep al weg is. Zelfs Adriaan is nergens meer te vinden. Vreemd, maar het zal me wel lukken.
Ik vraag me wel af, hoe de tweeling dit zal oplossen, zomaar zonder elkaar…
Het schelpenpad slingert dwars door de duinen, langs velden met klaprozen en wilde orchideeën.
Overal dwarrelen vlinders, in de meest mooie kleuren, die zich tegoed doen aan de nectar.
De geurenmengeling van bloemen , gras en hout doet mij wegdromen.
Plotseling komen er drie brandweermannen wild zwaaiend op me af rennen. Hun gezichten zitten vol roetvlekken en ze schreeuwen: ‘Weg hier! Weg! Het is hier niet veilig!’
In de verte zie ik zwarte rook.
Ik wil vragen stellen, maar ze geven me geen kans.
‘Vlucht naar het strand!’gebieden ze.

Op het strand aangekomen, bemerk ik totaal geen paniek. Ik klamp een aantal badgasten aan om te vragen of zij iets weten, maar hier lijkt alles ontspannen. De strandwacht, die in de jeep voorbij komt, belt voor de zekerheid. Nergens iets over brand bekend…
Een groepje toeristen komt bij me staan. Ze spreken een taal die me op geen enkele manier bekend voorkomt, maar met gebrekkig Engels maken ze me duidelijk, dat ik naar een olijfboomgaard moet gaan. Ze schijnen te weten van mijn opdracht en gebaren me dat ik hen moet volgen.
We lopen een eindje terug, de duinen in en dan zie ik olijfbomen.
Achterin de boomgaard is een kleine boerderij en mijn vreemde gidsen wijzen naar het bordje boven de deur: “inspiratiekwekerij”.
De deur gaat open en Mariël komt met open armen naar buiten. ‘Welkom in ons schrijfhuis!’
Als ik vertel over de brandweermannen, zegt ze giechelend: ‘We hebben een paar avonturen voor je gecreëerd, om je alvast wat extra inspiratie te geven.’
Ze wijst op de picknickbankjes onder de bomen. ‘Begin maar vast met schrijven.’
Ik kies het bankje met de oranje vlinder.